De recente uitspraak van het Europees Hof in de zaak-Diarra kan het transferlandschap drastisch veranderen en is een klap voor het businessmodel van Belgische voetbalclubs. Waar clubs als Club Brugge en Anderlecht miljoenen verdienden aan transfers, dreigt dat nu weg te vallen. Spelers kunnen door de nieuwe regels hun contracten makkelijker verbreken voor een veel lagere vergoeding.
Dit betekent dat transfersommen van tientallen miljoenen, zoals we die kennen, snel verleden tijd kunnen zijn. Clubs uit kleinere competities zoals de Jupiler Pro League, die vaak functioneren als opleidings- en doorverkoopcompetities, zullen het hierdoor moeilijker krijgen. De macht verschuift naar de spelers en de topcompetities, wat het huidige transfersysteem op zijn kop zet.
Belgische clubs grepen vorige zomer al in
Belgische voetbalclubs incasseerden afgelopen zomer maar liefst 321 miljoen euro aan transferinkomsten, een ongezien record. Dit is het hoogste inkomstenbedrag ooit, waarmee het vorige record uit 2019 werd verpulverd.
Opvallend: Belgische clubs gaven relatief weinig uit in vergelijking met het verleden. Slechts een derde van dat bedrag is geïnvesteerd op de transfermarkt.
Het was geleden van de coronazomer van 2020 dat er zo zuinig werd omgesprongen met het transferbudget. Clubs draaiden elke euro om en legden een stevige buffer aan.
Dit wijst op een doordacht en bewust beleid, met het oog op de financiële richtlijnen die CEO Lorin Parys van de Pro League heeft ingevoerd.
Clubs worden namelijk verplicht om hun eigen vermogen positief te houden of te maken. Bepaalde mecenassen, zoals Paul Gheysens van Antwerp FC, hielden de hand op de knip.
Bovendien waren er minder transfers vanuit Engeland en Saoedi-Arabië, wat eveneens bijdroeg aan de lagere uitgaven. Strengere financiële regels en onzekerheid over de mediarechten speelden ook een rol.
Maar op de achtergrond speelde dé rechtzaak die het inkomstenmodel van de Jupiler Pro League zwaar onder druk kon zetten.
De zaak-Diarra met een serieus Belgische tintje
In 2013 had Sporting Charleroi grootse plannen met de komst van Lassana Diarra, ex-international van Frankrijk en oud-speler van Real Madrid. Diarra stond toen onder contract bij Lokomotiv Moskou, maar de club wilde dat hij loon zou inleveren.
De Fransman weigerde, verbrak zijn contract en moest aanvankelijk van de rechtbank 10,5 miljoen euro schadevergoeding betalen aan Lokomotiv. Dit juridische geschil gooide roet in het eten voor de Carolo’s, die Diarra wilden vastleggen.
Volgens FIFA-regels zou de club namelijk zelf die 10,5 miljoen euro moeten betalen, iets waar Charleroi uiteraard niet voor wilde opdraaien.
Bovendien kon de Russische voetbalbond geen internationaal transfercertificaat voor Diarra verstrekken zolang het conflict met Lokomotiv niet was opgelost.
#FIFPRO's statement on the judgement of the European Court of Justice in the case of Lassana Diarra vs FIFA. pic.twitter.com/jfQoXrLNXx
— FIFPRO (@FIFPRO) October 4, 2024
Diarra besloot de zaak aan te vechten, eerst voor een Belgische rechtbank en daarna bij het Europees Hof, met de steun van Jean-Louis Dupont, de Belgische advocaat die eerder al het Bosman-arrest afdwong.
Dupont's argument was dat het huidige transfersysteem onrechtvaardig is: gewone werknemers binnen de EU kunnen immers vrij van werkgever veranderen, terwijl voetballers door transferregels aan hun club gebonden zijn.
Volgens Diarra's advocaten zouden spelers dezelfde rechten moeten hebben om vrij van club te wisselen.
Bosman-arrest 2.0: voetballers grijpen de macht, weg met hoge transfersommen
Vrijdag heeft het Hof van Justitie Lassana Diarra en zijn advocaat Jean-Louis Dupont gelijk gegeven in hun zaak tegen de FIFA, en daarmee een potentieel baanbrekend precedent geschapen.
Het Europese Hof oordeelde dat de huidige FIFA-transferregels in strijd zijn met het Europees recht.
Deze uitspraak, die nu al wordt gezien als 'Bosman 2.0', kan vergelijkbare gevolgen hebben als het beroemde Bosman-arrest uit 1995, dat ertoe leidde dat voetballers op het einde van hun contract vrij naar een nieuwe club konden overstappen.
In dit geval gaat de impact mogelijk nog verder: de zaak-Diarra zou ervoor kunnen zorgen dat voetballers hun contracten al tijdens de looptijd kunnen beëindigen, mits ze een (kleine) verbrekingsvergoeding betalen.
Flinke uitspraak in de zaak-Diarra.
— Wesley Victor Mak 🇮🇹 (@WesleyVictorMak) October 4, 2024
Alle huidige ‘transferregels’ zijn in strijd met de wetten van de EU.
Dit gaat hoogstwaarschijnlijk grote gevolgen hebben - zeker voor de kleinere clubs die leven van transferinkomsten. pic.twitter.com/2HVQIIYPyy
Waar clubs momenteel hoge transfersommen vragen, zou het na deze uitspraak voldoende zijn om een proportionele compensatie te betalen om een speler te laten vertrekken.
Dit zou de transfermarkt ingrijpend veranderen, aangezien spelers dan niet meer afhankelijk zouden zijn van onderhandelingen tussen clubs, en hoge afkoopsommen van 50 miljoen euro of meer mogelijk niet meer haalbaar of toegestaan zouden zijn.
Voor clubs kan dit betekenen dat ze veel minder controle hebben over de toekomst van hun spelers, en dat de macht meer bij de voetballers komt te liggen.
Spelers zouden gemakkelijker kunnen overstappen naar een nieuwe club, zonder angst voor sancties of afhankelijkheid van lange en complexe onderhandelingen.
Ramp voor JPL: topspelers voor enkele miljoenen weg
De uitspraak van het Hof van Justitie dreigt de transfermarkt, zoals we die vandaag kennen, grondig te veranderen en kan vooral een zware impact hebben op het businessmodel van veel Belgische voetbalclubs.
Het vrije verkeer van spelers zonder de noodzaak van een hoge transfersom is een directe bedreiging voor een competitie als de Jupiler Pro League, die al jaren fungeert als opleidings- en springplankcompetitie voor buitenlands talent.
België is, samen met landen als Nederland en Portugal, een van de grootste verdieners aan de import en export van spelers.
Het huidige model, waarbij Belgische clubs miljoenen verdienen aan transfers naar topcompetities, komt door deze uitspraak op losse schroeven te staan.
Met de nieuwe regels kunnen spelers gemakkelijker hun contracten verbreken voor een relatief lage verbrekingsvergoeding, wat betekent dat de marges op transfers voor Belgische clubs flink zullen dalen.
Waar bijvoorbeeld Club Brugge vorige zomer nog 20 miljoen euro vroeg voor Andreas Skov Olsen, en Anderlecht 15 miljoen voor Anders Dreyer, zouden beide clubs door de nieuwe regelgeving slechts een fractie van dat bedrag kunnen ontvangen.
Dit zorgt ervoor dat topclubs in België hun grootste troef, het lucratieve doorverkopen van spelers, verliezen.
Volgens Sven Demeulemeester, een expert in sportrecht bij Atfield, is dit een "dramatisch" scenario voor de Belgische competitie, die al jaren als verkoophuis voor de grote Europese competities functioneert.
De macht zal nu verschuiven naar de topspelers en de grootste competities, waardoor clubs uit kleinere landen zoals België het moeilijker zullen krijgen om financieel te concurreren.
Miljoenentransfers, zoals die we gewend zijn, lijken na deze uitspraak steeds minder waarschijnlijk.