Een bekentenis: ik heb het volkslied van de Belgen gisteren twee keer teruggespoeld. Niet omdat de Brabançonne het meest briljante stuk uit de muziekgeschiedenis is, maar om de smoelwerken van onze Rode Duivels te bestuderen. Die geven op zulke momenten altijd een stukje van hun karakter prijs.
Eden Hazard: zingt nooit mee. Dat stukje playbacken kan zijn rug op. Hij stond erbij alsof hij op het punt stond een gintonic te gaan bestellen aan de bar van de Carré. Nonchalant en stressloos.
Jan Vertonghen: de jongen met het grote strijdershart. Zong vol overtuiging mee.
Kevin De Bruyne: De zelfzekere blik van een speler die graag voor de Rode Duivels speelt en net een puike match had gespeeld (tegen Andorra). “Maar zingen is voor janetten.â€
Divock Origi: Pokerface. Geen spat emotie. “Een voetbalmatch? Vanavond? Geen idee.â€
Steven Defour: Deed alsof hij meezong, maar kende de tekst niet.
Radja Nainggolan: “Wie een koek op zijn muil wil, kan hem krijgen.â€
Toby Alderweireld: De passie van de katholiek. Toby is gelovig en (Antwerps) chauvinist.
Romelu Lukaku: Cool, zoals hij wil zijn. Maar daar achter: stress, onzekerheid.
Nicolas Lombaerts: De brave jongen die heeft gestudeerd en de de tekst kent.
Thibaut Courtois: Zingend met het zelfvertrouwen van de keeper in bloedvorm.
Vincent Kompany: De leider, al bezig met de match, bescheiden meelippend om het goede voorbeeld te geven.
Aan de vurigheid waarmee een elftal zijn volkslied zingt, kan je de vaderlandsliefde van een volk afmeten. Denk aan de manier waarop de Brazilianen op het voorbije
WK, dat hún WK moest worden, de Hino Nacional Brasieliero meebrulden. Met de hoeveelheden stoom die uit hun oren kwam, hadden ze zelfs hun ex-speerpunt Ronaldo uit zijn zetel kunnen blazen. Daar stonden geen 11 verwende miljonairs die een balletje gingen trappen. Daar stond een hele natie, schuimbekkend van de goesting, met maar één doel: winnen.
Het kan ook in Europa. De manier waarop de Engelsen én hun supporters van God Save the Queen telkens een nationale viering van hun voetbalcultuur maken, is al even indrukwekkend. Op dat vlak hebben de Belgen nog wel een weg te gaan. Bondscoach Marc Wilmots kreeg van de Rode Duivels gedaan dat ze voortaan hun hand op hun borst leggen en dat er hier en daar eentje mee fluistert. Een verbetering ten opzichte van vijf jaar geleden, toen ze alle 11 het gezicht trokken van een plechtige communicant die hoopt dat de misviering stilaan op zijn einde loopt. Maar veel nationale eenheid stralen we met dat rondje playback nog altijd niet uit. Laat staan dat we de tegenstander angst inboezemen.
Daarom: laat onze jongens eens iets strafs doen. Dat afschrikwekkend choreonummertje van de nationale rugbybeesten van Nieuw-Zeeland, bijvoorbeeld. Een Belgische haka met Kompany, Naingolan en Defour vooraan. Een vurig “Waar is da feestje!â€, ingezet door Eden Hazard. Of een rondje “Al wie dan nie springt, waarbij iedereen naar de scheidsrechter wijst, als homofiel.†Concentratieverlies bij de tegenstander verzekerd!
Raf Liekens