Sinds de publieke woordenwisseling tussen Ronald Koeman en Frank de Boer en hun meninkjes over Plan A en Plan B van de concurrent – Koeman vond dat Ajax slechts op één tactiek vertrouwt, die van het eindeloos breien, De Boer meldde dat daarentegen onzin te vinden en beweerde en passant dat Feyenoord in al zijn aanvallen slechts Graziano Pellè aanspeelt – heeft de discussie zich op een interessante wijze ontwikkeld richting het Nederlandse opleidingssysteem. Graziano Pellè fungeert immers als ijzersterk aanspeelpunt van iets boven de 1 meter 90 lang voor Feyenoord en wint vrijwel al zijn duels door fysieke suprematie ten opzichte van de centrale verdedigers in de
Eredivisie. In Europa en met name in de Champions League spelen vrijwel geen verdedigers die kleiner zijn dan 1 meter 90, waardoor Pellè Europees gezien waarschijnlijk meer moeite zal hebben zich te onderscheiden. Op zich niet onlogisch, maar het roept wel vragen op. Is het Nederlandse selectiebeleid van verdedigers nog wel toereikend?
‘
You can’t teach length’, luidt een Amerikaans gezegde in het basketbal. Deze spreuk geldt zelfs tot in de NBA. Naleving van dit gezegde leidt tot het
draften (NBA ploegen kiezen hun spelers vanuit hun universiteiten) van lange slungels die pas drie jaar eerder voor het eerst een bal vasthielden boven jongens die iets kleiner zijn, maar met onmiskenbare basketbalervaring. Het idee: je kunt iedereen een bal leren vangen en bewegingen aanleren, maar lengte en atletisch vermogen kun je niemand leren. Uit onderzoek blijkt dan ook dat als je langer bent dan 2 meter 10 je een significant veel grotere kans maakt om de NBA te bereiken. Die percentages hebben met talent bijna niets meer te maken.
Ik zeg niet dat de Nederlandse voetbaljeugdopleidingen te werk moeten gaan zoals de NBA ploegen. In het basketbal speelt lengte nog altijd een grotere rol. Van het principe – dat feitelijk door Europese topclubs al wordt toegepast – kunnen we echter wel nog iets leren. Wanneer ik de jonge Oranje-internationals in de verdediging langsloop, kom ik namelijk al snel tot de conclusie zij fysiek nogal tekortkomen. Stefan de Vrij en Nick Viergever zijn opbouwend prima en staan ook verdedigend hun mannetje, maar hebben de uitstraling van een ideale schoonzoon. Zij komen niet boven de 1 meter 90 uit en zouden zich in het buitenland beter kunnen richten op een positie als back. Het is hard, maar waar. Bruno Martins Indi is een ander verhaal. Hij straalt kracht uit, maar heeft eveneens het probleem dat hij aan de kleine kant is. Frederik Willems en Riccardo van Rhijn zullen altijd backs blijven – hoewel zij wel over bijzondere atletische vermogens beschikken. Datzelfde geldt trouwens voor Miquel Nelom. Ook in de NBA kan atletische superioriteit lengte compenseren. Als je hoger springt, langer in de lucht blijft hangen en beter timet, kun je het kopduel winnen van een grotere speler. Het wordt echter lastig om een kopduel te winnen van een speler die groter is dan jij, maar ook hoog springt, lang in de lucht blijft en goed timet. Het demonstreert waarom fysieke eigenschappen al vanaf de start van de jeugdopleiding moeten worden gemonitord, en waar de wijsheid ‘
You can’t teach length’ vandaan komt.
Misschien is Douglas, die nog niet is gedebuteerd voor Oranje, nog het beste voorbeeld. Hij is fysiek sterk en heeft in Nederland ook opbouwend goed leren spelen. Alex was bij PSV aan het begin opbouwend een zwakke schakel, bij zijn vertrek hoorde je daarover niemand meer. Met andere woorden: aan opbouwende vermogens valt te schaven. Daartegenover staat: ‘
You can’t teach length’.
De kritische lezer zal zeggen: is dit wel zo belangrijk? De verdediging van Oranje speelt toch al jaren zonder fysiek sterke centrale verdedigers? Joris Mathijsen, André Ooijer, Johnny Heitinga… allen maakten ze puur fysiek niet veel indruk. De laatste kerel die in de achterste linie van Oranje verscheen was Jaap Stam. Dat was ook de laatste keer dat de defensie van Oranje niet als zwakke plek werd aangeduid. We missen een fysiek sterke verdediger achterin, en misschien wel twee. Bovendien: kijk eens naar het Franse elftal. Nu is Frankrijk niet bepaald een land dat de afgelopen jaren als voorbeeld voor Oranje hoeft te dienen, maar het is een elftal geweldige voetballers met fysiek superieure kwaliteiten. Overigens, in Australië geldt in de topsport al jaren een systeem dat sporters op hun ‘
high school’ worden getest op fysieke capaciteiten om te bepalen in welke sport zij kunnen excelleren (ben je meer een duursporter of een sprinter, bijvoorbeeld). Dergelijk onderzoek zou bij jeugdspelers die op jonge leeftijd in een jeugdopleiding terechtkomen een toegevoegde waarde kunnen zijn, om al vroeg de ideale posities te kunnen inschatten op basis van hun fysieke mogelijkheden.
Mijn conclusie is dan ook, gelet op de internationale ontwikkelingen, gelet op de wijsheden uit het Amerikaanse basketbal, gelet op ervaringen in Australië; opleidingen van Nederland, houd rekening met de fysieke capaciteiten van je spelers. Zorg ervoor dat we centrale verdedigers (maar eigenlijk hele elftallen) opleiden die goed kunnen voetballen en fysiek hun mannetje staan. Selecteer hen en leer ze de basiscapaciteiten aan van het verdedigen en het opbouwen; veel hoeft dat niet te zijn. Het vergt een andere manier van denken in de Nederlandse jeugdopleidingen (ééntje die misschien wel fundamenteel anders is, omdat je onmiskenbaar voetballende kwaliteiten slachtoffert ten opzichte van fysieke kracht), maar die kan beter vandaag dan morgen worden geadopteerd. Voordat hiervan de gevolgen in de eerste elftallen van Eredivisieclubs immers merkbaar zijn, dan zijn we zo tien jaar verder, en ik vrees dat als we deze ontwikkeling niet adopteren, het Nederlandse voetbal langzaam aan nog verder achterop zal raken.